Samenvatting
Als ambulanceverpleegkundige kom je regelmatig in aanraking met overleden patiënten. Na bijvoorbeeld een reanimatie, een ongeval, een schiet- of steekincident, een ernstige ziekte of een suïcide. Vaak wordt van ons een uitspraak verwacht over het al of niet overleden zijn van deze patiënten. Kennis van, met name vroege, postmortale verschijnselen en kennis van de wetgeving die van toepassing is bij overlijden, zijn dan geen overbodige luxe.
Samenvatting
Het vaststellen van de dood is in Nederland niet bij wet geregeld. Iedereen mag de dood vaststellen. Het vaststellen van de aard van overlijden en de doodsoorzaak is voorbehouden aan de behandelend arts (in geval van natuurlijk overlijden) of de forensisch geneeskundige. De voorwaarden waaronder iemand als overleden beschouwd mag worden, zijn evenmin bij wet geregeld. Het vaststellen van een biologische dood kan in de praktijk soms moeizaam zijn. Kennis van postmortale veranderingen kan hierbij behulpzaam zijn.
Literatuur
Richtlijn Lijkschouw, vastgesteld door het FMG, versie april 2007, geldig tot april 2009.
Protocol Lijkschouw. Nederlandse Vereniging voor Forensische Geneeskunde, www.forgen.nl/Documenten/lijkschouw.html.
GHI-bulletin. Informatie voor artsen met betrekking tot de Wet op de lijkbezorging, 1991.
Landelijk Protocol Ambulancezorg, versie 7.0, Zwolle, 2006.
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
Dit artikel komt voort uit de voorbereiding op een serie lezingen in het kader van de Landelijke Beroepsspecifieke dag 2008 voor ambulanceverpleegkundigen, die door de auteurs alsmede door Karl Verwimp wordt verzorgd.
ambulanceverpleegkundigen RAV Brabant Midden-West-Noord, standplaats Roosendaal en docenten aan de landelijke opleiding en nascholing voor ambulanceverpleegkundigen
Rights and permissions
About this article
Cite this article
van Hassel, P., van Ineveld, H. Hoe dood is dood?. CRCA 6, 18–21 (2009). https://doi.org/10.1007/BF03088369
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03088369