References
Ik verkies de term “arme landen”, d.w.z. landen met een laag inkomen per hoofd van de bevolking verre boven de term “onderont-wikkelde landen”, daar iedere poging om dit laatste begrip te definiëren tot dusverre heeft gefaald.
vgl. Theil, De Economist 1953, blz. 721–749.
Deze berekening is uitgevoerd door A. Costa Leal en H. Odeh, deelnemers aan de cursus Economic Planning, die op het ogenblik gehouden wordt op het Institute of Social Studies te Den Haag.
Wat de U.S.S.R. betreft kan worden opgemerkt, dat indien wij de industriële productie per hoofd van de bevolking in 1940 op 100 stellen, deze in 1955 bedroeg 238, tegen 138 in de V.S. en 143 in het V.K. Indien deze trends aanhouden zal de U.S.S.R. omstreeks 1970 totaliter een zelfde productievolume hebben bereikt als de V.S., hoewel de productie per hoofd van de bevolking dan natuurlijk nog aanzienlijk geringer zal zijn (vgl. A. Nove, Lloyds Bank Review, April 1956).
George Balandier e.a., Le “tiers monder”, 1956, blz. 201.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Zimmerman, L.J. Internationale economische kroniek. De Economist 105, 244–248 (1957). https://doi.org/10.1007/BF02206924
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF02206924